‘… samen spelen, samen delen. Ook al ben je nog zo klein,
samen spelen is pas fijn’ is de tekst van een kinderliedje die ongevraagd in
mijn hoofd opkomt. Geen tientallen, maar honderden honden en hun baasjes lopen op een zonnige zondag in het hondenlosloopgebied. Allemaal met één doel: het
fijn hebben. Het toppunt van fijn hebben is ‘fijn samen spelen’.
Als we een puppy kopen, dan hoort een
puppy speels te zijn en dus veel te willen spelen. Ieder contact grijpen we aan
om ze gezellig te laten spelen. Inderdaad, fijn samen spelen is zelfs goed voor
heel veel dingen. Op de site van Jantje Beton is te vinden: ‘van buitenspelen worden kinderen gezonder,
slimmer en socialer’. En puppy’s zijn nét kinderen. Of andersom.
Wil ieder kind aldoor tikkertje doen of stoeien? Er zijn ook
kinderen die liever in hun uppie beestjes in de zandbak willen bestuderen, of –
samen - kastelen bouwen. Er zijn kinderen die (wilde) interactie met andere
kinderen niet zo heel fijn vinden, en vrij snel gaan huilen als
het spel te ruw wordt (waarmee hun gevoel over ‘fijn’ spelen gelijk weer is
bevestigd), terwijl het andere kinderen niet wild genoeg kan gaan. Ieder kind
is dus anders.
Worden ze inderdaad
socialer? Als je ziet dat een kind een ander kind ‘voor de grap’ hard met een
schepje op het hoofd slaat, laten wij dat dan gaan? Naar gelang het type ouder krijgt zo'n kind het advies: ‘Mep
maar goed hard terug’ (want laat 'm maar een toontje lager zingen), of: 'Heej, niet doen! Dat is niet lief, dan doe je hem pijn', met de intentie om kinderen leren rekening te houden met
elkaar. Op de crèche en op school leren ze doorgaans ook dat laatste.
Toch herkennen we ook in
volwassen mensen vaak nog steeds De Schepjesmepper en De Beestjes-observator.
Bij honden zijn er ook diverse types: Rauwdouwers
('Bully’s'), Blijf-van-mijn-lijfhonden, Eeuwige-puppytypes, Serieus-geborentypes
en natuurlijk nog veel meer.
Dat er op een
hondenstrand relatief weinig conflicten zijn, komt doordat eigenaren door lopen
en honden elkaar ruim kunnen passeren als ze willen, de ruimte en tijd hebben om
af te tasten, en als de ene hond niet leuk of interessant is, dan de andere
wel. Daarnaast is het op het strand overzichtelijk en weids, daar houden honden
van. Geen smalle paadjes en onoverzichtelijke bochten waar je ineens oog in oog
komt te staan met een soortgenoot, of binnen hordes soortgenoten belandt en je geen
kant uit kunt. En... waarschijnlijk blijven de notoire vechtersbazen ook thuis.
De kans op conflicten
wordt groter als mensen langer op een plek, zoals het terras, verblijven. Dan gaan
er andere belangen meespelen. Denk aan territoriumdrift (dit terras is van mij) of voedselagressie (dat wat hier op de grond ligt is van mij en dat wat mijn
baasje op zijn bord heeft ook). Kortom: onzekerheid, opbouwende spanning, omdat
onbekende honden en mensen steeds ongewild bij jou en je baas in de
persoonlijke zone blijven komen.
Als je goed observeert, zie je veel volwassen honden
weliswaar even kort contact maken ('hallo wie ben jij?') maar niet tot spel
besluiten. Sommige honden zijn leuk aan het
spelen, andere lijken fijn te spelen.
Wanneer kan er fijn samen
worden gespeeld? Als er voldoende vertrouwen is - en dat kan al snel als
honden in elkaar hetzelfde (spel)type herkennen -, maar vaak heeft het tijd nodig. Als ze allebei in een playing mood
zijn, en van hetzelfde type spel houden. Als het spel gelijk op gaat (dan ‘wint’ de
ene even en dan de andere); grote honden die met kleintjes spelen doen soms
bewust aan self handicapping. Als er
geen andere belangen of drijfveren meespelen (frustratie, bezit). Als ze elkaar niet pijn doen, en er tijdens het spel
steeds rekening wordt gehouden met elkaar. Kortom: als beide partijen
er evenveel lol aan beleven.
Hoe kun je zien of er leuk gespeeld wordt?
Aan het vriendelijk vragen: ‘Wil je spelen’? O.a. te
herkennen aan de spelboog (het door de voorpoten gaan), in combinatie met een
speelse mimiek, een speelse staartactie (geen strakke staart of stijve kwispel) en bijvoorbeeld zacht uitdagend happen, aanduwen, blaffen of voorzichtig bek-likken (paaien). Vervolgens
moet de uitdagende hond het weten te herkennen als de andere hond geen zin
heeft (wegkijken, weglopen, verstarren, grauwen of snauwen, stresssignalen etc.). Het goed kunnen communiceren en rekening met de ander willen houden is dus essentieel.
Kunnen alle pups fijn leren spelen?
Wij hebben ontzettend veel verschillende rassen gecreëerd. Types
met een meer natuurlijke, wolfachtige inslag staan doorgaans serieuzer in het
leven dan types die gefokt zijn op hun puppylooks. Er bestaan rassen die
gefokt zijn om goed met soortgenoten samen te kunnen leven (meutehonden,
sommige retrievers), maar ook die gefokt zijn op zelfstandigheid en waakzaamheid (waakhonden, kuddebewakers), of op mensgerichtheid (zoals vele herderachtige) en zelfs types die gefokt zijn op het uitschakelen van soortgenoten. Ook bestaan er harde en zachte honden.
Binnen die types bestaat er individuele
variatie, maar het leuk vinden om altijd en overal met iedereen te willen spelen,
of überhaupt interactie te willen hebben, moet wél in de aanleg aanwezig zijn. Zit het totaal niet in de aard van het beestje, dan kun je ‘socialiseren’ tot je een ons
weegt, maar wat er niet in zit, komt er niet uit. Voor de meeste pups geldt dat socialiseren - het aangepast leren omgaan met soortgenoten - echt maatwerk is. Soms is less more.
Afhankelijk van je hond kun je dus inschatten hoe fijn er gespeeld gaat worden, en hoe een hondenlosloopgebied wordt ervaren.
Maar misschien wordt het ook tijd voor modernere kinderliedjes. 😉