woensdag 1 november 2017

IMPULSCONTROLE


Wie kent niet het ‘wil je nu één snoepje, of straks twee?’ Een moeilijke keuze.
Zelfs voor honden is er tegenwoordig training in impulscontrole. De viervoeter moet zich leren beheersen, en als hij goed zijn best doet, mag hij als beloning doen wat hij zo graag wil.

Wannahave 

Je goed kunnen beheersen is een kunst op zich. Moest je er in de prehistorie als de kippen bij zijn als je eindelijk iets te eten vond, tegenwoordig is er juist een overkill aan aanbod. Bijzonder gehaaid wordt alles aangeprezen. 
Neem nu zo’n schattige pup. De foto van de grote, smekende ogen en hoge aaibaarheidsfactor op een verkoopsite maken het tot een wannahave
Men gaat 'alleen maar even kijken'. Ter plekke wordt beredeneerd waarom juist déze pluizenbol altijd al een groot gemis in het leven is. 

De puppyhandel floreert als nooit tevoren. Men steekt maar wat graag de kop in het zand als het gaat om de ellende die erachter schuil gaat. Want, liever nu dan wachten.


Ooit ... 

Onlangs kwam ik een bijzonder staaltje impulscontrole tegen. 
Op een hondenevenement kwam ik aan de praat met een echtpaar. Omdat ik al had gezien dat zij met vele hondeneigenaren contact hadden, ging ik ervan uit dat er óf al een exemplaar van dit ras thuis aanwezig was, óf dat zij op de lijst voor een puppy stonden. 
Niets van dat alles.
Zij werken allebei fulltime. Omdat ze zo dol op het ras zijn, gaan ze al jaren(!) in het weekend naar zoveel mogelijk hondenevents om deze honden te zien, horen en voelen, en met fokkers en eigenaren te praten.
‘Gisteren waren we nog bij een ander event, daar heb ik ook heerlijk kunnen puppyknuffelen, en vandaag al weer! Ik ben een gelukkig mens’, sprak de dame. ‘Ooit, als we beide niet meer werken, hopelijk dat er dan eentje kan komen. Maar dan hebben we in ieder geval al een goede indruk van hoe ze zijn’.

Liever wachten, dan nu.

Voor iedereen die dat moeilijk vindt …
Cadeautip voor de feestdagen: Cursusje Impulscontrole?







dinsdag 11 juli 2017

HOOG RISICO

Note: bij het schrijven van dit blog was er nog sprake van het ingaan van een nieuwe wetgeving per 1 januari 2018. Dit is voorlopig van de baan, maar het item blijft de gemoederen bezig houden.


A: ‘Waarom moeten motor- en brommerrijders een helm op? En waarom moeten autobestuurders een gordel om?’

B: ‘Vanwege het feit dat ze dan beter beschermd zijn als ze een ongeluk krijgen.’

A: Maar ze hebben toch hun rijbewijs gehaald?

B: Ja, maar dan nog, er kan altijd een ongeluk gebeuren doordat iemand niet oplet of een fout maakt.

Dus voor ‘het geval dat’ ondanks dat iedere verkeersdeelnemer (in principe) over een rijbewijs beschikt. Logisch toch? 
Toch volgen we deze logica niet als het om honden gaat.



MOTORVOERTUIG VERSUS HOND


Met ingang van 1 januari 2018 gaan er speciale regels voor hoog-risico honden(1) gelden. Zeer recent is ook een aanpassing van artikel 425 in het wetboek van strafrecht aangekondigd. Zo wil de minister van Veiligheid en Justitie dit artikel verbreden met het strafbaar stellen van ‘het aanhitsen van een dier tegen een ander dier en het onvoldoende terughouden van een dier dat aanvalt.’ Deze aanvulling zal dus niet alleen betrekking hebben op hr-honden...

Het muilkorven, als preventieve maatregel, is losgelaten. Ja, een muilkorf-verplichting kan altijd nog, per individu, door een gemeentelijke instantie worden opgelegd. Als de hond al gebeten heeft… Terwijl de muilkorf een uitstekend middel is om een hond veilig te houden wanneer men zich in het verkeer begeeft. Anders dan een helm of gordel houdt het anderen veilig, én indirect ook de hond en eigenaar zelf. 
(Een muilkorf op een prettige manier aanleren is niet zo moeilijk en als de muilkorf geassocieerd wordt met leuke dingen doen, én consequent wordt gedragen, is een hond er zo aan gewend.)


Natuurlijk gaat de vergelijking tussen motorvoertuigen en honden niet helemaal op. Anders dan motorvoertuigen hebben honden (dieren) een eigen energie: ze kunnen uit zichzelf soms onverwachte dingen doen, en staan, ook zonder bestuurder, 24/7 aan.

Om toch de vergelijking door te trekken: Bij sommige honden is gebleken dat ‘de rem’ niet altijd optimaal werkt, zélfs niet bij een ervaren bestuurder met rijbewijs. Het probleem is, dat je er vaak pas achter komt op het moment dat je moet remmen

Voor auto’s hebben we altijd nog de verplichte APK opdat een deskundige, van een gecertificeerd bedrijf, af en toe controleert of alles nog werkt en je er veilig mee op straat kunt.


VERPLICHT CURSUS VOLGEN? Net als een rijbewijs halen?


Een van de regels die per 2018 van kracht gaan, is deze: ‘de eigenaar van een hoog-risico hond moet verplicht een cursus volgen’. Is dat dé oplossing? 
En moeten eigenaren dan een ‘rijbewijs’ halen of is alleen – fysiek - aanwezig zijn voldoende?

Eens, dat een goede hondenschool eigenaren inzicht en begeleiding kan bieden bij het ‘besturen’, het onder controle houden, van hun hond. M.i. is dat niet alleen fijn voor een bepaald type hond en eigenaar. Ik gun het óók hondjes zoals Chihuahua’s en Pommeriaantjes dat hun eigenaar meer inzicht in hondengedrag en handigheid krijgt (het zal toch wat slachtoffers kunnen voorkomen), én ik gun het óók hun eigenaren, opdat zij kunnen leren hoe mooi en waardevol het wezen hond is en wat deze nodig heeft. Maar of je het moet verplichten?

Terug naar de vergelijking:

-       - Wat is een goede autorijschool? 
     Er bestaan diverse autorijscholen, maar uiteindelijk moeten ze allemaal hun leerlingen exact dát leren wat nodig is om het rijbewijs te halen. Rijschoolhouders kunnen niet zonder de benodigde opleiding en papieren een rijschool beginnen en examinatoren kunnen ook niet zomaar examinator worden.

-       - Wat is dan een goede hondenschool? 
     Is dat iemand die net de ‘benodigde’ papiertjes heeft behaald (waar? Bij welk instituut?), wél een handige babbel, maar nog nul ervaring heeft? Of is dat die ex-politieman die al zijn hele leven honden met harde hand de les kan leren? Of die snelle selfmade dame/heer, honden in een uurtje kan ‘fixen’, maar die hondenwelzijn en lange termijneffecten vergeet? Of die gezellige club waar iedereen voor een habbekrats terecht kan, gedreven door lieve mensen en waar het altijd een feestje is? Er bestaan zoveel soorten en maten scholen en clubs, hoe weet een leek waar hij goed zit? Hoe weet de overheid waar men goed zit?
Zolang hondenscholen als branche nog steeds in een soort hobby-hoek hangen… er nog geen erkende keurmerken zijn, door onafhankelijke instanties, hoe weet de overheid dan waar eigenaren met hr-honden naar toe moeten?

Even los van de speciale kennis die met betrekking tot hr-honden noodzakelijk is: 
Wat zouden eigenaren m.i. moeten kunnen leren op zo'n hondenschool? 
Daar zie ik overeenkomsten met het halen van je rijbewijs:

-       - Verkeersregels, weten hoe de auto werkt: gaspedaal, spiegels, rem, stuur etc. (O.a. hondentaal, -gedrag en leerprincipes, handig worden in het 'bedienen' van je hond)

-       - Verkeerssituaties leren inschatten: in welke situatie moet je stapvoets rijden, wanneer remmen, terugschakelen en waar mag je harder? (Hoog-risicosituaties herkennen: in welke situatie is het gevaar voor en door je hond groter; weten wanneer je hem moet beperken of wanneer hij juist meer vrijheid aan kan). 
     Ongelukken voorkomen: weet wanneer je nog nét door oranje kan of het misschien zelfs verstandiger is, en kijk niet op je telefoon tijdens het rijden…

- Het zou helemaal fantastisch zijn als men dit ook zou kunnen leren: 
ken je hond én ken jezelf – je mogelijkheden en beperkingen. Beperk jij je met je Daihatsu Cuore tot de buurtsuper of kun je in je Ferrari, mét racelicentie, het circuit op? 


GEMOTIVEERD


Een groot verschil tussen het rijbewijs en ‘hondenhoudbewijs’ is dat je éérst je rijbewijs moet halen, voordat je de weg op mag. Hondeneigenaren kunnen ongeacht kennis en inzicht een hond van ieder ras of type, op de meest dubieuze plekken, aanschaffen en zich ermee in het drukke verkeer begeven. En begeven zich er al een tijdje in. De motivatie tot het doen van een cursus zal bij sommige (misschien wel vele) ontbreken. Hoe bereik je als instructeur ongemotiveerde en onverantwoordelijke eigenaren in je lessen? Dat is toch ineens een totaal andere doelgroep. 
Ook al zitten er – op papier - sancties vast aan het niet volgen van een cursus voor hr-hondenbezitters, wie gaat het controleren (en betalen)? 

Maakt een verplichte cursus een onverantwoordelijk type eigenaar verantwoordelijk? 
Maakt een cursus - getraind zijn - honden daadwerkelijk veilig?
Maakt het hebben een ‘bewijs van kennis en kunde’, dat er geen ongelukken meer gebeuren? Ongelukken zitten vaak in kleine momenten van onachtzaamheid of in niet-voorziene situaties. En dan hebben we het niet eens over laakbaar gedrag.
Kortom, is een verplichte cursus dé oplossing?

INDIVIDU


Natuurlijk kun je voertuigen niet vergelijken met levende wezens. Iedere Audi A4 met dezelfde specificaties is hetzelfde. Maar niet iedere Boerboel of Pitbull is hetzelfde. Ook niet iedere Labrador of Bordercollie. 
Niet alleen de hond, maar ook iedere eigenaar, en zijn leefsituatie, is anders en ook dat maakt risico’s groter of kleiner. De eigenaar is uiteindelijk de persoon die zijn hond veilig moet houden. 
De extra moeilijkheidsgraad van hoog-risico honden is dat de signalen voor de aanval zeer subtiel of zelfs afwezig kunnen zijn. Welk individu die ‘defecte rem’ heeft, is aan de buitenkant niet te zien; er is zelfs een aanzienlijke kans dat deze bij een APK (gedragstest) niet aan het licht komt. We weten alleen dát de kans erop bij hoog-risico honden groter is vanwege het doel waar ze (ooit) voor gefokt werden.


Als er bij een bepaald type auto een vergrote kans bestaat op defecten, zou het type niet meer worden verkocht. De fabrikant haalt deze auto’s terug, hij is immers aansprakelijk, en de verkoop van het complete merk zou drastisch dalen. 
Iets vergelijkbaars hebben sommige rasverenigingen ook – al dan niet tijdelijk - gedaan bij hun geliefde rassen; ze gingen gedragstesten verplichten voor fokdieren en alleen pups uit goedgekeurde ouders kregen een stamboom. Dat is mede de reden dat de stamboomhonden de dans ontspringen. (Stamboomhonden staan geregistreerd, men weet wie ouders en voorouders zijn, en daarmee is die groep dus beter controleerbaar en beïnvloedbaar.)


TOT SLOT


Kortom, goede ideeën en goede wil bij velen, maar de uitvoerbaarheid en controle zijn het zwakste punt. Zou, naast kennis en training, zoiets simpels als het dragen van een muilkorf, die in tegenstelling tot een ‘hondenhoudbewijs’ voor iedereen zichtbaar is, niet al veel ongelukken kunnen voorkomen én veel mensen een veiliger gevoel bezorgen?

Voor de mensen die menen dat hun eigen hond nooit een hoog risico zal vormen: kún je objectief naar je eigen geliefde dier kijken? Ook buiten de groep van de hr-honden bestaan honden – met en zonder stamboom - die een zeer hoog risico vormen.

Jij en ik, wij houden toch ontzettend veel van (onze) honden? 
We weten allemaal hoe belangrijk honden kunnen zijn. Honden zijn fantastische dieren! Man's Best Friend!
Het is toch verrekte jammer dat het zo ver moest komen dát er van hogerhand meer en meer regels worden opgelegd. Iedere hond en iedere eigenaar is erbij gebaat dat er géén ongelukken gebeuren. Omdat dit niet alleen in het leven van het slachtoffer (mens of hond) en dader (hond en eigenaar) ingrijpt, maar ook in dat van families, vrienden, getuigen, en uiteindelijk dat van hele hondenpopulaties en hun eigenaren.





PS Vind je de vergelijking tussen motorvoertuigen en honden mank gaan? 
Bedenk dan dat in de tijd dat het automobiel populairder werd, men het idee over een rijbewijs en verkeersregels en -borden ook belachelijk vond. Ook de gordel- en helmverplichtingen werden niet toegejuicht. Weg vrijheid! 


1 Wat zijn hoog-risico honden:
 2 Meer info over maatregelen tegen hoog-risico honden:
3 Over het rijbewijs, vroeger en nu:
http://www.isgeschiedenis.nl/historische-foto/geschiedenis_van_het_rijbewijs/


maandag 8 mei 2017

POTJE LIEFDE


Meestal kies je voor een hond omdat je samen leuke dingen kunt ondernemen, omdat hij je blij begroet en trouw is. Een hond is je maatje. Je weet dat je er energie in moet steken, maar je krijgt er ook wat voor terug. Een hond hebben is leuk!


Je ging niet over één nacht ijs, hebt gekeken welk type het beste bij jullie past, en was zelfs bereid een tijd te wachten tot de juiste pup er is.
Dan is die kleine hummel er, en natuurlijk heb je er je handen vol aan. Gebroken nachten, want pup mist zijn mamma, broertjes en zusjes en is nog niet zindelijk. Geeft niks, daar was je op voorbereid. Iedereen is vertederd bij zijn aanblik, zijn onhandigheid of juist al slimmigheidjes. Als je met hem op straat loopt, kom je vaak door alle ‘Ohhh wat schattig!’ en ‘Ahhhhhhh wat een lieffie’ niet echt vooruit. Je weet dat je van deze periode extra moet genieten, zo’n kleintje is zo snel groot!



Misschien koos je weloverwogen voor een herplaatser - ‘Don’t shop, adopt’ is je credo. Je weet dat dit niet de gemakkelijkste weg is, maar je gaat er 100% voor. Wandelend met een volwassen herplaatser hoor je doorgaans geen ‘Ahhh wat schattig’, maar je kunt rekenen op begripvolle blikken. Ja, bij jou zal het wel goed komen.

En dan….
Ineens beklemt het hebben van een hond. Déze hond. Die schattige pup! Die hond die jou zo nodig heeft. Wat doe je fout? Rationeel weet je dat alles zou moeten kloppen, toch voelt het niet zo. Je mist iets. Een hond hebben hoort leuk te zijn! 
Is het dat je maar niet kan wennen aan je nieuwe verantwoordelijkheid? Of het gevoel hebt veel te geven en te weinig terug te krijgen? Lijkt het alsof al je energie en tijd nog steeds geen echte vruchten afwerpt? Of was hij toch niet helemaal jouw keuze...?


Of, heb je het gevoel dat je hond je niet ziet staan? Niks vrolijk begroeten. Niks ‘samen’ op pad. 

Of, hij lijkt iedereen leuker te vinden dan degene die alles voor hem doet en laat. 
Je verzet je ertegen, maar ‘ondankbaar kreng’ of nog minder aardige gedachten zijn wel eens in je opgekomen.



Je begrijpt jezelf ook niet. Dit is toch wat je wilde? En dan nu dit. Dat gevoel, dat ‘nooit meer kwijt willen’, wil maar niet komen. Je voelt je teleurgesteld. Geen klik, wél schuldgevoel.

Je kocht een potje liefde… maar krijgt dat verrekte deksel niet open

Ook, of misschien wel juist, als je alles heel gedegen hebt voorbereid en er veel energie in steekt, zijn de verwachtingen hooggespannen. Bedenk dat je van tevoren, zelfs als je álles volgens het boekje hebt gedaan, niet kunt voorspellen óf jullie matchen en hoe je het gaat ervaren.
______________________________________________________________

Uitgehuwelijkt
Voor het tv-programma Married at first sight worden stellen aan elkaar gekoppeld door deskundigen. Je kunt van tevoren aangeven op wat voor type je valt (uiterlijk, karakter etc.), maar zij maken de match. Slechts één op de vier stellen is bij de afloop van het programma nog bij elkaar. Want die ‘klik’ valt niet te af te dwingen. De chemie kwam niet op tijd. 

Een hond wordt in zekere zin ook uitgehuwelijkt. Hij heeft geen inspraak over waar zijn mand gaat staan. Maar… hij heeft ook geen verwachtingen. Heeft geen dromen over hoe zijn leefomgeving eruit zou gaan zien. Hij is gewoon wie hij is, leeft in het hier en nu, heeft geen weet van wederkerigheid en jouw verwachtingen.

Over herplaatshonden horen we vaak ‘hij is zo dankbaar’. Of het werkelijk zo is? In de ogen van de hond ‘jij bent de beste en de liefste’ zien, en het idee dat alle inspanningen niet voor niets zijn, en dat je wat terugkrijgt, geeft voldoening.
_____________________________________________________________

Taboe
Waar ligt die opener voor dat potje Liefde? Bestaat ie wel? Zo niet, wat dan…?

Slapeloze nachten maken de duisternis niet lichter. Letterlijk en/of figuurlijk eventjes meer afstand nemen kan helpen. Zet je gevoelens of de obstakels die je ervaart eens op een rijtje:
Waren je verwachtingen reëel? Wat heeft je hond werkelijk nodig, wat heb jij van je hond nodig? Wat is haalbaar? Misschien had je onbewust gehoopt dat een blije puppy helend zou werken? Of durf je je juist niet open te stellen? Is je eigen gevoel te sterk; ben je zelf de sleutel? Soms helpt een andere mindset. Misschien is deze hond wel op je pad gekomen om je een spiegel voor te houden.




Vaak helpt het als een objectieve professional met je meedenkt, inzichten verschaft en handvatten geeft. Je leert nét even anders met je hond om te gaan - in praktische en/of mentale zin - waardoor je weer lol krijgt in je hond. Negatieve gevoelens kunnen alsnog veranderen in verliefdheid, blijheid, trots en momenten om te koesteren. Misschien niet van vandaag op morgen, maar wél overmorgen. 

In ieder geval is het belangrijk je gevoelens serieus te nemen en er iets mee te doen. Het gaat niet om maar een hond. En, je bent niet de enige! Het lijkt taboe; je hoort het glas halfvol te zien, niet te ‘zeuren’ over een dier, dus weinig mensen spreken het uit.
Meer hondeneigenaren dan je denkt hebben af en toe, lang of kort, twijfels. Vaak kost het best tijd en veel inspanningen voordat ‘de hond’ verandert in ‘mijn maatje’. 
Ook jij krijgt vast met wat hulp en steun, langzaam of ineens - mét een klik -, het potje open!

Want,‘A dog is for life, not just for Christmas’, toch? 
Niemand weet beter dan jijzelf of, en hoe je je hebt ingezet voor deze relatie, hoe hoog en reëel je verwachtingen waren en of deze bij te stellen zijn. En soms, heel soms is herplaatsen naar een fijn thuis wel het beste dat je je hond kunt bieden.
-------




vrijdag 3 maart 2017

WANNA PLAY??




‘… samen spelen, samen delen. Ook al ben je nog zo klein, samen spelen is pas fijn’ is de tekst van een kinderliedje die ongevraagd in mijn hoofd opkomt. Geen tientallen, maar honderden honden en hun baasjes lopen op een zonnige zondag in het hondenlosloopgebied. Allemaal met één doel: het fijn hebben. Het toppunt van fijn hebben is ‘fijn samen spelen’. 

Als we een puppy kopen, dan hoort een puppy speels te zijn en dus veel te willen spelen. Ieder contact grijpen we aan om ze gezellig te laten spelen. Inderdaad, fijn samen spelen is zelfs goed voor heel veel dingen. Op de site van Jantje Beton is te vinden: ‘van buitenspelen worden kinderen gezonder, slimmer en socialer’. En puppy’s zijn nét kinderen. Of andersom.

Wil ieder kind aldoor tikkertje doen of stoeien? Er zijn ook kinderen die liever in hun uppie beestjes in de zandbak willen bestuderen, of – samen - kastelen bouwen. Er zijn kinderen die (wilde) interactie met andere kinderen niet zo heel fijn vinden, en vrij snel gaan huilen als het spel te ruw wordt (waarmee hun gevoel over ‘fijn’ spelen gelijk weer is bevestigd), terwijl het andere kinderen niet wild genoeg kan gaan. Ieder kind is dus anders.

Worden ze inderdaad socialer? Als je ziet dat een kind een ander kind ‘voor de grap’ hard met een schepje op het hoofd slaat, laten wij dat dan gaan? Naar gelang het type ouder krijgt zo'n kind het advies: ‘Mep maar goed hard terug’ (want laat 'm maar een toontje lager zingen), of: 'Heej, niet doen! Dat is niet lief, dan doe je hem pijn', met de intentie om kinderen leren rekening te houden met elkaar. Op de crèche en op school leren ze doorgaans ook dat laatste.

Toch herkennen we ook in volwassen mensen vaak nog steeds De Schepjesmepper en De Beestjes-observator.

Bij honden zijn er ook diverse types: Rauwdouwers ('Bully’s'), Blijf-van-mijn-lijfhonden, Eeuwige-puppytypes, Serieus-geborentypes en natuurlijk nog veel meer.




Dat er op een hondenstrand relatief weinig conflicten zijn, komt doordat eigenaren door lopen en honden elkaar ruim kunnen passeren als ze willen, de ruimte en tijd hebben om af te tasten, en als de ene hond niet leuk of interessant is, dan de andere wel. Daarnaast is het op het strand overzichtelijk en weids, daar houden honden van. Geen smalle paadjes en onoverzichtelijke bochten waar je ineens oog in oog komt te staan met een soortgenoot, of binnen hordes soortgenoten belandt en je geen kant uit kunt. En... waarschijnlijk blijven de notoire vechtersbazen ook thuis.
De kans op conflicten wordt groter als mensen langer op een plek, zoals het terras, verblijven. Dan gaan er andere belangen meespelen. Denk aan territoriumdrift (dit terras is van mij) of voedselagressie (dat wat hier op de grond ligt is van mij en dat wat mijn baasje op zijn bord heeft ook). Kortom: onzekerheid, opbouwende spanning, omdat onbekende honden en mensen steeds ongewild bij jou en je baas in de persoonlijke zone blijven komen.

Als je goed observeert, zie je veel volwassen honden weliswaar even kort contact maken ('hallo wie ben jij?') maar niet tot spel besluiten. Sommige honden zijn leuk aan het spelen, andere lijken fijn te spelen.




Wanneer kan er fijn samen worden gespeeld? Als er voldoende vertrouwen is - en dat kan al snel als honden in elkaar hetzelfde (spel)type herkennen -, maar vaak heeft het tijd nodig. Als ze allebei in een playing mood zijn, en van hetzelfde type spel houden. Als het spel gelijk op gaat (dan ‘wint’ de ene even en dan de andere); grote honden die met kleintjes spelen doen soms bewust aan self handicapping. Als er geen andere belangen of drijfveren meespelen (frustratie, bezit). Als ze elkaar niet pijn doen, en er tijdens het spel steeds rekening wordt gehouden met elkaar. Kortom: als beide partijen er evenveel lol aan beleven.

Hoe kun je zien of er leuk gespeeld wordt?
Aan het vriendelijk vragen: ‘Wil je spelen’? O.a. te herkennen aan de spelboog (het door de voorpoten gaan), in combinatie met een speelse mimiek, een speelse staartactie (geen strakke staart of stijve kwispel) en bijvoorbeeld zacht uitdagend happen, aanduwen, blaffen of voorzichtig bek-likken (paaien). Vervolgens moet de uitdagende hond het weten te herkennen als de andere hond geen zin heeft (wegkijken, weglopen, verstarren, grauwen of snauwen, stresssignalen etc.). Het goed kunnen communiceren en rekening met de ander willen houden is dus essentieel.




Kunnen alle pups fijn leren spelen?
Wij hebben ontzettend veel verschillende rassen gecreëerd. Types met een meer natuurlijke, wolfachtige inslag staan doorgaans serieuzer in het leven dan types die gefokt zijn op hun puppylooks. Er bestaan rassen die gefokt zijn om goed met soortgenoten samen te kunnen leven (meutehonden, sommige retrievers), maar ook die gefokt zijn op zelfstandigheid en waakzaamheid (waakhonden, kuddebewakers), of op mensgerichtheid (zoals vele herderachtige) en zelfs types die gefokt zijn op het uitschakelen van soortgenoten. Ook bestaan er harde en zachte honden.

Binnen die types bestaat er individuele variatie, maar het leuk vinden om altijd en overal met iedereen te willen spelen, of überhaupt interactie te willen hebben, moet wél in de aanleg aanwezig zijn. Zit het totaal niet in de aard van het beestje, dan kun je ‘socialiseren’ tot je een ons weegt, maar wat er niet in zit, komt er niet uit. Voor de meeste pups geldt dat socialiseren - het aangepast leren omgaan met soortgenoten - echt maatwerk is. Soms is less more.

Afhankelijk van je hond kun je dus inschatten hoe fijn er gespeeld gaat worden, en hoe een hondenlosloopgebied wordt ervaren.


Maar misschien wordt het ook tijd voor modernere kinderliedjes.  😉




maandag 13 februari 2017

GOEDE HONDEN EN SLECHTE MENSEN?

Al zolang er mensen bestaan worden er wereldwijd kinderen gepest, mensen vermoord, en bijten honden mensen. Alleen bleef de berichtgeving beperkt tot de regio.
Berichten die doorverteld en/of vermeld worden in de (social) media zijn vaak niet zo objectief zijn als ze lijken. Kleine (bijt)incidenten worden opgeblazen tot ongekende grootte of - subtiel - veranderd om wat voor vage reden dan ook. Stigmatiseren is van alle tijden. Bagatelliseren ook.
Bij het verspreiden van berichten speelt emotie een grote rol. Zeker tegenwoordig in de (not so) social media. 


Vroeger was alles beter….?
Toen mijn ouders jong waren, rond de tweede wereldoorlog, waren er ook ‘moeilijke honden’. Dikwijls waren het ‘valse’ herderachtige die toehapten en er waren regelmatig incidenten/-tjes met erfhonden. Ook die kleine ‘valse’ pincher of poedel van je oude tante zette altijd wel bij iemand de tanden in hand of broek. Een gescheurde broek of hondenbeet oplopen, haalde niet de krant. En reuen die op straat onderling een robbertje knokten? Daar keek niemand van op, werd hooguit een emmer water overheen gegooid. Schade? Ach, dat heelt wel weer.

Wellicht stond men er toen minder emotioneel in. Je had simpelweg goede en slechte honden. Een te ‘valse’ hond werd - gewoon - afgemaakt of sleet zijn leven aan een ketting buiten, in ieder geval had je zelf niet zo dom moeten zijn het erf op te gaan, of die hond te aaien. Een gewaarschuwd mens...

Erfhonden werden op het erf gefokt en gekocht door mensen met een erf die een erfhond zochten. Jachthonden werden gefokt en gekocht door mensen die jaagden. Waakhonden belandden niet op een flatje driehoog-achter met als enig doel beste vriendje van je kind te worden.
Niet dat je geen fijne band met je hond kon hebben hoor, maar je leerde als kind, soms door ervaring, dat er Lieve en Valse honden bestonden. De hond van buurman Zus was aardig en die van buurman Zo was niet te vertrouwen. Sterker nog, je wist dat buurman Zus áltijd rothonden had en buurman Zo altijd lieve. Je beslissing ergens wel of niet een pup te kopen was vaak rationeel. Je kende, al dan niet via via, de ouderdieren én de fokker. 
Natuurlijk waren er ook de nodige oeps-nestjes. Immers, honden gingen vrijelijk de hort op en castreren was nog geen gemeen goed. Ongewenste puppies bleken nooit te bestaan...

Je moest van goede huize komen om een echte rashond (dus mét papieren) te bemachtigen. Af en toe kon je een miskleun stamboomhond (fout vlekje of oor) voor minder krijgen, als die al het levenslicht mocht blijven zien. Look-alikes (‘rashonden’ zonder papieren) werden niet bewust gefokt, laat staan geïmporteerd uit Oost Europa.

Toepoels was een bekende naam in de kynologie en bleek niet alleen – bezien vanuit onze huidige kennis – een vooruitziende blik te hebben maar ook échte liefde voor (ras)honden. 
Boekjes over hondentraining waren boekjes over De africhting van den hond.

Honden aten nog met de pot mee, brok en blik was in ontwikkeling. De bench bestond nog niet; pups gingen vaak gelijk in hun hok, kennel, bijkeuken, dan wel schuur in voor de nacht of het alleen thuisblijven. Kwestie van even hun gejammer negeren. Om zindelijk te worden duwde hun neusje, niet vrijwillig, door de ontlasting. Een opgerolde krant deed je hond sidderen. Alleen bij zo’n vreemde excentrieke hondendame sliepen hondjes in bed. Men dacht er het zijne van.

In 1950 telde Nederland zo’n tien miljoen mensen, bestonden de meeste huishoudens uit complete gezinnen, niet allemaal met auto (laat staan twee), snelwegen waren er nog niet en waren er nog weinig dames die buiten de deur werkten - of Facebookten ;-)  

Toen ik jong was, rond 1970, hadden sommige vriendjes en vriendinnetjes een hond. Ik kon er alleen maar van dromen. Mijn ouders hadden niets met viervoeters én als overtuigende argument: 'we werken allebei de hele dag'. 
‘In de stad en/of als je geen tijd hebt neem je geen hond’ was een gebruikelijk argument.

In het straatbeeld zag je vele bastaardjes, retriever/setterachtige, ‘enge’ herders (met rechte ruggen), ‘valse’ bouviers, ‘truttige’ poedels, bijtgrage pinchertjes, doezen, keffende keesjes, fokjes en Bijkes, een enkele Mops, chagrijnige Pinkienees (pekinees) of Duitse (toen nog Deense) dog. Wilde je extra stoer doen dan nam je een Dobermann (nog met 'Pinscher' als achternaam) met-zonder oren en staart. Lassies (Schotse herders), Rijst-met-krentenhonden (101 Dalmaten) kwamen en gingen. De vraag naar betaalbare (stamboomloze) 'rashonden' steeg, broodfok werd een feit. Engelse Cockerspaniels werden - te - hot (Rode Cockersyndroom), Berner Sennenhonden ook - zij kregen zelfs een tijdelijk fokverbod (‘73-74).

Border Collies, Aussies, Beagles, sledehonden, berghonden (kuddebewakers) en vechthonden/powerbreeds zag je in ons kikkerlandje niet of nauwelijks. Zelfs nog geen Russeltjes! Sjieke vrienden van ons hadden een Afghaan - de enige stamboomhond die ik kende. 
Honden mochten zichzelf vaak nog uitlaten, het was de tijd van de autoloze zondagen.

Als je serieus met je hond wilde trainen kwam je óf bij een ex-politieman uit of bij De Kynologen Club. Hoewel: het gros van de KC’s was in die tijd alleen toegankelijk voor de ‘Happy Few’, honden mét stamboom.
De eerste Witte herders kwamen in het straatbeeld rond eind jaren tachtig, en waren dikwijls erg schuw. Het was ook in die tijd dat de kleine pittige paardenhondjes (Jack Russells, toen nog één met de Parson) en de Boomers populair werden in Nederland.

(Social) Media
Onze eerste hond die ik zelf kocht, in 1989, vond ik in de Telegraaf. In de zaterdageditie stonden altijd honderden advertenties van diverse nestjes, wát een keuze!
De Vogeltjesmarkt in Antwerpen was al berucht, maar toch aantrekkelijk. Wie kan al die schattige, zielige, pups weerstaan? Hondenhandel werd een lucratieve business. Het chippen werd ingevoerd, en ik herkende op mijn hondenschool de pupjes van de (nog steeds actieve) broodfokker uit de regio Nijmegen nog lang aan hun groene inkt-oren. 

Door diverse dodelijke incidenten met Pitbulls en Mastino's werd de RAD - pitbullwet - van kracht (1993-2008). In dezelfde tijd werd het label Rage Syndroom op vrijwel iedere, om wat voor reden ook, agressieve Golden Retriever geplakt. 
Herplaatsers verkreeg je via kennissen of uit het asiel. Marktplaats bestond nog niet.

Mijn honden destijds kregen afwisselend diner en brok, en op advies van de dierenarts ook nog een schep Gistocal. Barfen (zelf samenstellen) werd wel gedaan, maar heette nog niet zo. Het woord ‘glutenintolerantie’ kende niemand


Martin Gaus, de man van Dierenmanieren, was hot. Boekjes van Ruud Haak en Loes van den Bogaard – zijn kynologische ‘tegenhangers’ - waren er zeker ook, maar zij misten blijkbaar das Gewisse Etwas. Al was mijn eerste leesvoer, eind jaren 80, van Eberhart Trumler en Evert Jan Ter Burg (Honden Natuurlijk) omdat ik vooral zocht naar informatie over gedrag – met betrekking tot mijn ‘lastige’ Malamute.

Meer en meer kwam er publiekelijk besef over socialiseren en trainen. Goede of slechte honden bestonden niet meer.
Voorheen was trainen niet moeilijk: je beloonde simpelweg goed gedrag met Braaf en verkeerd gedrag befoeide je, al dan niet versterkt door een tikje met de hand, een slag met het uiteinde van de riem of een ruk aan – uit de politiehondentraining overgewaaide - slipketting. Martin leerde ons dat honden wolven waren, en dat zij elkaar in de nek beten. Ook leerde hij ons kijken naar gedrag; wat doet'ie met zijn staart? En kregen honden, naar aanleiding van de gedragstest, stempels als Doldrieste Allemansvriend, Angstig Agressieve of Dominante hond. Je leerde Baas worden én wat je hond, dat type, nodig had. 
Van honden serieus je job maken, werd – mede door Martin – langzaamaan populair.

Halverwege de jaren 90 kwam de ommezwaai: slipketting aan de wilgen. We gingen clickeren, trainen en belonen al a dolfijnentrainster Karen Pryor. De focus verplaatste zich van 'verkeerd' naar gewenst gedrag.

Mogelijkheden zijn eindeloos?
Huidige rashonden? Keuze te over! Voor elk wat wils, van geDoodelde kruising tot Breedbekkikker, zoveel mensen zoveel wensen. Exoten - keurig aangepast aan hun verweghabitat -, Designer Breeds (dure kruisingen) en honden in kleuren en vormen waar kunstenaar Dali alleen van durfde dromen, zijn tegenwoordig voor iedereen verkrijgbaar. De mogelijkheden zijn eindeloos, als je maar betaalt. 3000 euro of meer wordt gemakkelijk neergelegd voor viervoeters in een nóg uniekere kleur of nog kleiner poppenhuisformaat. Gewoon omdat het kan.

Het argument van mijn ouders (‘we werken allebei dus het kan niet’) hoor je niet zo vaak meer; je koopt een bench, investeert in ‘anti-verveelspeelgoed’, en hondenuitlaatdiensten zijn net zo gewoon als een crèche voor je kind. En anders is er altijd nog de anti-blafband. Of medicatie - om emoties niet te voelen.

Trainingsmethodes en hulpmiddelen te over. De een zegt: ‘Als je maar baas bent, een échte alfaleider, dan zal hij luisteren’ (en huiveren). De ander zegt: ‘Straffen mag niet, dat maakt hem bang, met voer en een klik gehoorzaamt hij ook’. Dan zijn er ook nog allerlei andere manieren, Do as I do, sociaalleren, met en zonder lekkers en met of zonder (ogenschijnlijke) straf. Zoveel mensen zoveel manieren. 

Toch lijken er meer problemen dan ooit. Ligt De Waarheid, zoals altijd, in het midden? Of is het niet zo simpel?


‘Slechte honden bestaan niet, slechte eigenaren wel’, is al jaren een geijkte kreet. Afgezien van het woordje ‘slecht’ - net zoals ‘vals’ -, is een gangbare huidige gedachte dat alle honden met een soort blanco harde schijf geboren worden. Waarbij alleen de input van de eigenaar bepaalt hoe die schijf eruit gaat zien… Oneindige Maakbaarheid lijkt, mede door de inspanningen van alle tv- en social mediagoeroes, een feit. Als je maar op De Juiste Wijze traint wordt iedere hond een engel. (en anders: als je maar Het Juiste Voer geeft).

Zou het... misschien - ook - zo zijn dat tegenwoordig een ander soort hond de Nederlandse huishoudens onveilig maakt, en ook een ander type eigenaar honden onveilig maakt? 

En we honden houden vanuit een andere motivatie dan vroeger? Huisje, (boompje) auto en flatscreen, kindje, beestje?
Is de drempel tot het kopen van een hond tegenwoordig, ondanks alle waarschuwingen, niet veel lager? Is er nog een gevoel voor dieren en natuur? Beseft men soms überhaupt wel wát men in huis heeft? 
Misschien zijn júist door alle informatie, die rijkelijk voor handen is, de bomen door het bos niet meer zichtbaar? Of lijkt gezond verstand niet gezond meer.
Misschien kan niet iedere hond zich voegen in een druk gezin, en/of in een omgeving waar simpelweg zijn roots niet liggen? Waar hij zijn leven mag slijten tussen bench en hondensportveld? Kortom, álle passen van onze geliefde huisgenoot - al dan niet met liefde - gemanipuleerd en beperkt worden? Krijgen honden nog de kans zich, al dan niet samen met soortgenoten, honds te gedragen? 

En... Heel misschien heeft onze huidige, meer emotionele, kijk ook gezorgd voor het fokken met, en in stand houden van, minder ‘geschikte’ dieren? Worden honden nog geselecteerd op sociaalvaardig gedrag of gaan kleurtjes en vorm voor functie? Met als gevolg te veel ongezonde honden en ‘onfunctioneel’ gedrag? 


Misschien... zijn dier én mens niet zo plooibaar, als men denkt of hoopt. Zit er toch een grens aan mogelijkheden en maakbaarheid?